Er woedt momenteel een felle discussie over de Blauwe Golven, een kunstwerk van Peter Struyken op het Roermondsplein, onder de Nelson Mandelabrug in Arnhem. Het kunstwerk stamt uit de jaren 70 en bestaat uit een golvend maaiveld, bestraat met blauwe en witte banen van betonklinkers. Het werk refereert aan de Rijn. De gemeente Arnhem wil op deze plek een ‘Creatieve Corridor’ realiseren, een verbinding tussen de Rijn, de binnenstad, Coehoorn (een creatieve broedplaats) en de weg naar Museum Arnhem en ArtEZ (de kunstacademie). Om deze verbinding aantrekkelijker te maken, moeten de Blauwe Golven plaatsmaken voor een park.

Voors en tegens

Tegenstanders van de Creatieve Corridor vinden het barbaars om een belangrijk omgevingskunstwerk van een vooraanstaand kunstenaar te slopen.
Voorstanders van de plannen prefereren groen boven verharding. Zij beschouwen de Creatieve Corridor als een verbetering van de leefbaarheid. Het kunstwerk ligt er momenteel groezelig bij door het slechte onderhoud. Bovendien is een vlakte van betonstenen slecht voor het stadsklimaat. Het versterkt verkeersgeluid en verhoogt hittestress. Groen vangt daar en tegen fijnstof af en zorgt ’s zomers voor verkoeling.


Non place
Vreemd genoeg ben ik nog nooit op de Blauwe Golven geweest. Dat zegt nogal wat, want ik woon al eeuwen in Arnhem en ben een echte wandelaar. De stad is mijn broekzak. Op mijn mentale kaart is de ruimte onder de brug echter een non-place. Ik loop er wel eens langs, op weg naar de Oude Kraan, maar dan zie ik vooral een parkeerplaats. Als ik met de auto de brug op rijd, zie ik het kunstwerk ook niet, omdat ik mijn best aan het doen bent om niet uit de bocht te vliegen. Het werk is eigenlijk alleen goed vanuit de lucht te zien. Dat roept bij mij de vraag op of kunst die je niet kunt zien eigenlijk wel kunst is.

Belevingswaarde
Het is de hoogste tijd om er een kijkje te nemen. Terwijl ik bij het stoplicht wacht om het Nieuweplein over te steken valt vooral het drukke verkeer op. Het Roermondsplein is een onoverzichtelijke kluwen rijbanen. Pas als ik daar doorheen kijk vallen de gekleurde banen van de bestrating aan de overkant op. Maar hoe kom ik daar? Er is geen oversteekplaats voor voetgangers. Ik wacht een rustig moment af en steek over. Schuin tegen de golven op staan auto’s geparkeerd, tussen oranje lijnen die deels zijn afgesleten. Een vrouw betaalt bij de parkeerautomaat, een auto rijdt weg. Verder is er niemand. Auto’s razen voorbij, links rechts en boven je. Een koolmees piept vastberaden boven het lawaai uit. Aan de andere kant van vijf voorsorteerstroken ligt een fontein. Dat weet ik omdat ik dat net ergens gelezen heb, anders had ik het niet gezien. Het is een ronde plak beton waar geen water uit spuit. Daarachter stroomt de Rijn, maar je kan hem niet zien en er ook niet naar toe lopen. In het juiste licht leveren de gekleurde banen, de golven en de brug een mooi lijnenspel op. Als openbare ruimte functioneert het echter niet. Het is vooral een onhandige parkeerplaats die van mij best groen mag worden.