Het had een de titel van een nieuwe Suske en Wiske kunnen zijn, maar het is een nieuwe tentoonstelling in het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (MMKA), met als ondertitel stadsbeelden tussen magie en realisme, 1925-1950. Dit maakt deze tentoonstelling juist ook voor o.a. architecten, stedenbouwers en (stads)geografen van grote betekenis. Het magisch realisme, dat o.a. werken van Carel Willink en Pyke Koch omvat, is één van de specialismen van het MMKA.

Bijzonder bij deze tentoonstelling is dat het MMKA –naar eigen zeggen- nu eens niet gekozen heeft voor de jubelende invalshoek die futuristen, dadaïsten en constructivisten meestal kiezen, maar voor een groep kunstenaars voor wie eenzaamheid, vervreemding en melancholie belangrijke thema’s vormen.

Op de tentoonstelling is o.a. werk te zien van Giorgo DeChirico en b.v. ook van een surrealist als Paul Delvaux. Er zijn diverse werken die niet eerder in ons land te zien waren, o.a. van Anton Räderscheid. Op de werken van DeChirico, Willink en Delvaux ontbreken mensen, er lopen vreemde heren in het zwart met bolhoeden rond of de beelden zijn dromerig of dreigend. De tentoonstelling omvat naast schilderijen ook veel foto’s (waarop de verstilling goed tot uitdrukking komt) en films. De films zijn natuurlijk nogal nadrukkelijk aanwezig, maar het zijn dan niet de bekende stadssymfonieën van Walther Ruttmann en Dziga Vertoff, maar “Paris qui dort” van René Clair en diverse films van Marcel Carné, een vertegenwoordiger van het Franse poëtisch realisme.

De thema’s sluiten nauw aan op de eerdergenoemde melancholie: de flaneur (zowel onderdeel van het stadsleven als afstandelijke beschouwer ervan), de periferie en de nacht. Een thema als pleinvrees sluit goed aan op de moderne stedenbouw, die steeds grotere, maar ook steeds meer verlaten ruimten schept.

Het valt niet mee om scherp te omschrijven waarom deze tentoonstelling mij zo aanspreekt. Misschien is dat wel het typisch surrealistische: de werkelijkheid is niet plat, er is een vermoeden van andere verhalen, maar die kennen we niet of die zijn hooguit in beelden uit te drukken. In vergelijking met het modernisme laten deze kunstenaars ruimte voor het onbegrijpelijke, het andere, het verontrustende. Een bekend schilderij als “het Rijk der lichten” van Margritte zou hier mooi bij gepast hebben: het combineert een vertrouwd en warm beeld van een gracht bij avond met daglicht aan de hemel.

Het is jammer, dat de tentoonstelling zich beperkt tot beeldende kunst, want mijns inziens had ook het literaire werk van F. Bordewijk hier naadloos aan kunnen worden toegevoegd. Bordewijk was zelf ook een “stadswandelaar”, die steden doorkruiste en op plekken kwam “waar heren niet komen”. In de woorden van J.C. Bloem: “een oproeper van onvergetelijke landschappen en gestalten, zonder verwarde symboliek, maar in een licht, dat niet werkelijk is, omdat het dieper, vreemder en fantastischer en tegelijk meer waar is.” Het had ook over deze tentoonstelling kunnen gaan.

De tentoonstelling is nog te zien t/m 23 februari 2014. Bij de tentoonstelling is een fraai boekje verschenen met een uitgebreide toelichting van curator Steven Jacobs, literatuur (in het engels bemoedigend “further reading” getiteld) en veel afbeeldingen.