Ik woon sinds 2,5 jaar in Zeewolde, de jongste gemeente van Nederland (1984). Bij mooi weer kijk je uit op de haven van Harderwijk. Zeewolde is in de verte herkenbaar door de moderne torenspits van de Open Haven, één van de kerken die het dorp rijk is. Een dorp geboren op de tekentafel. Breed uitgezette esplanades, een diagonaal lopende groene ader door het hart van het dorp en één van de fraaiste stranden die ’s lands jongste provincie rijk is bepalen de landschappelijke kwaliteit van de omgeving. Verborgen parel is ook de stille kern, een natuurgebied dat men sinds de aanleg nagenoeg ongemoeid heeft gelaten. Nergens wordt echter de bebouwing genoemd. Saai, monotoon en kleurloos, zo wordt vaak in het dorp gefluisterd. Een blik op de gemeentelijke beleidsdocumenten leert dat er geen welstandsbeleid is, geen wijkvisies en ook geen monumentenlijst. Kortom, carte blanche voor al dan niet welwillende ontwikkelaars, particulieren en corporaties. Is dit een goede zaak?

Ik ben een kind van de late jaren tachtig. De tijd van carports, trespa gevelbekleding, vaak zalmkleurige of grijze baksteen en toepassing van primaire kleuren in de architectuur. Simpelheid troef. Een periode die vaak als onaantrekkelijk wordt geparafraseerd in de architectuurwereld. Tuurlijk, bij expliciete voorbeelden denkt men al snel aan de kubuswoningen van Piet Blom, maar het overgrote deel van het straatbeeld wordt bepaald door huizen die ik als kind getekend zou kunnen hebben. Grote volumes, met hier en daar houten of kunststof elementen, die uitblinken in hun eenvoud. Woningen die onder druk van de economische crisis vaak simpeler van aard zijn dan hun voorgangers uit de jaren zeventig. Zeewolde staat er vol mee. Uit onlangs gehouden wijkschouwen blijkt dat inwoners het vele groen, de rustige uitstraling en ruime opzet ten zeerste waarderen.

De afgelopen jaren is er veel aandacht gegenereerd voor naoorlogse architectuur, getuige de aanwijzing van diverse naoorlogse Rijksmonumenten en het eind 2016 verschenen (prachtige) boek “De Weg van de Wederopbouw” over de wederopbouwarchitectuur in de plaatsen Wageningen, Rhenen, Renkum en Arnhem. Hoewel de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed de notie los heeft gelaten dat erfgoed minstens vijftig jaar oud dient te zijn, komen de meeste monumentenaanwijzingen niet verder dan de late jaren vijftig. De jaren zeventig en tachtig – de bakermat van een plaats als Zeewolde – ontbreken vrijwel nog geheel.

Hoe dan om te gaan met de ogenschijnlijk weinig bijzondere architectuur uit de (late) jaren zeventig en tachtig? De gemeente Zeewolde zal niet staan te trappelen om monumenten aan te wijzen. Zeker ook omdat de kwaliteit van de leefomgeving in deze wijken niet zozeer toe te spitsen is op enkele objecten, maar meer op de samenhang, de stedenbouwkundige / landschappelijke structuur en de homogeniteit in het straatbeeld. Het zijn vaak wijken die door de tand des tijds zijn aangetast en waarin de eerste geluiden voor herstructurering doorklinken. Bovendien speelt de verduurzaming van de woningvoorraad een steeds belangrijkere rol, met onder meer de opkomst van de veelbesproken ‘theemuts’. Door de druk van het energieakkoord en het dichtdraaien van de Groningse gaskraan, worden Zeewoldense woningen uit de jaren tachtig nu al voorzien van een nieuwe vliesgevel of voorzien van duidelijk zichtbare zonnepanelen. Het lijdt geen twijfel dat de woningen uit de jaren 1980 beter geïsoleerd moeten worden en vaak een lager energielabel bezitten dan nieuwbouw, vaak niet meer dan label D. Dat het streven naar een betere energiehuishouding echter op grote schaal gebeurt door niet bij de architectuur passende ingrepen aan de buitenzijde doet afbreuk aan het sobere en doelmatige karakter van de architectuur.

Dit is mijns inziens geen gewenste ontwikkeling omdat daarmee de ruimtelijke identiteit van deze wijken danig zal worden aangetast. Dat dit geen uit de lucht gegrepen constatering is bewijzen voorbeelden uit het Nijmeegse Dukenburg en het Arnhemse Kronenburg. Hier conflicteren nieuwbouw en gerenoveerde ‘nul op de meter’-woningen op alle fronten met de bestaande bebouwing met als gevolg dat het karakter van de wijk als het ware wordt uitgehold.

De uitgangspunten uit de Omgevingswet bieden mogelijk uitkomst. Door juist de karakteristieken per wijk te omschrijven en vast te leggen in de nieuwe omgevingsplannen wordt recht gedaan aan de identiteit van deze gebieden, zonder daarmee langdurige procedures voor monumentenaanwijzingen op te tuigen. Nieuwe innovaties op het gebied van duurzaamheid helpen daarbij om energiedoelstellingen en ruimtelijke kwaliteit beter op elkaar af te stemmen. Niet alleen bij vooroorlogse of vroegnaoorlogse monumenten, maar ook in de rechttoe-rechtaan straten uit de jaren tachtig. In de retromantiek van het postmodernisme zullen we het alledaagse straks ongetwijfeld gaan waarderen.