Wat is de Ruimtelijke Identiteit van Hengelo? We kennen allemaal het begrip Ruimtelijke Kwaliteit. Welstandscommissies en Stadsbouwmeesters toetsen aan de hand van gemeentelijke welstandsnota’s of de beoogde ambitie hier wel gehaald wordt. Maar, er is meer dan Ruimtelijke Kwaliteit alleen.

Wie in het centrum van Hengelo rondloopt ziet een veelheid aan gebouwen, gevelwanden, straten en pleinen. Maar, wat maakt de stad nu ruimtelijk specifiek. Bij de woorden: centrum van Amsterdam of Giethoorn hebben we direct een ruimtelijk beeld voor ogen. Maar, hoe zit dat nu bij ‘Hengelo’?

Na de oorlog is er ruimtelijk gezien veel vanaf het papier ontwikkeld. De plannenmakers komen overal vandaan, maar komen nauwelijks meer in de gebieden zelf, die zij gaan ontwikkelen of veranderen. Dit geldt vooral voor buitenwijken. Deze gebieden lijken daardoor overal op elkaar. Juist de bestaande centrumgebieden zijn nog gebieden waar dorpen en steden hun eigen ruimtelijke identiteit kunnen tonen en ontwikkelen. ‘Daar kunnen dorpen en steden zichzelf zijn’. Marketing technisch gezien moeten deze plaatsen juist daar een eigen ruimtelijke identiteit hebben, een onderscheidend vermogen hebben, om als trekker te kunnen fungeren voor doelgroepen en om een eigenwaarde geven aan hun inwoners.

Op het eerste gezicht heeft het centrum van Hengelo ruimtelijk gezien niet iets eigens. De bebouwing langs de straten en pleinen heeft een verbrokkeld en geen homogeen beeld. Het winkelgebied is ook qua lay-out verbrokkeld en heeft geen eigen ruimtelijk kader weten te vinden.

Wat in het centrum van Hengelo verder opvalt is de diversiteit aan architectuur. Hengelo is rijk aan wederopbouwarchitectuur, maar deze stijlkenmerken zijn onvoldoende sterk aanwezig om een deel van de ruimtelijke identiteit van Hengelo te kunnen bepalen. De wederopbouwarchitectuur is hier duidelijk niet de attractiewaarde. Een oorzaak is dat deze architectuur bij de verschillende gebouwen door de jaren heen is gemoderniseerd, waardoor de eenheid grotendeels verloren is gegaan.

Tussen deze gebouwen, met  wederopbouwarchitectuur, is in de jaren daarna nieuwbouw geplaatst met veel respect voor de eigen beeldvorming, maar met weinig respect voor de directe omgeving. Zo zien we binnen een beperkte ruimtelijke context veel eigengereide (modernistische) architectuur, die de ruimtelijke verbinding met de omgeving lijkt te willen ontkennen. Van stedenbouwkundige en ontwikkelaars  oplossing naar een architectonisch ontwerp kent hier een veelheid aan leidende idealen. Een gemeenschappelijke ruimtelijke drager lijkt lastig te onderkennen.

Na de oorlog is ingezet op een nieuwe structuur. Hengelo had in die dagen veel hoogwaardige industrie. Stork, Signaal en Heemaf zijn namen van fabrieken die Hengelo naast geschoolde werknemers ook welvaart brachten. Veel van de hiervoor benodigde gebouwen zijn na de teloorgang van deze industrie gesloopt.  Hengelo kan daar zijn eigen ruimtelijke identiteit niet meer aan ontlenen. De ruimtelijke identiteit van toen is niet aangevuld met dat van nu, waardoor er opnieuw een soort ‘new town’ is ontstaan, zonder de ruimtelijke gelaagdheid die te vinden is in historisch steden.

Ook bij de beeldende kunst in de stad lijkt de historie te zijn vergeten. Wat is de relatie met Hengelo bij de ‘beren’ op de markt? Of anders, waar vind ik een kunstwerk dat een referentie aan gaat met het rijke (industriële) verleden van Hengelo. Het lijkt er op dat de trends van elders de smaak bepalen in Hengelo. ‘Het’ symbool voor al dit handelen is echter de toren van het ‘Gemeentehuis van Hengelo’, die zijn ruimtelijke identiteit letterlijk aan een andere stad wil ontlenen.

In de jaren na de oorlog is er veel gesleuteld aan de vormgeving van Hengelo. Daarbij werd en wordt er nauwelijks ingespeeld op het ruimtelijke verleden van Hengelo, waardoor het oude ‘Hengelo‘ in die gebieden deels verloren is gegaan. Wat mij betreft zijn dat gemiste kansen geweest om een diepere gelaagdheid in het centrumgebied te bewerkstelligen. Trots op of Respect voor de eigen cultuur ontstaat mede door het realiseren van een zelfbewustzijn. Het ontbreken hiervan lijkt nu de ruimtelijke drager te zijn.

De marketing van de eigenheid van Hengelo kan veel meer zijn dan een leus; ‘Hengelo metaalstad’ of ‘wij zijn Hengelo, want . . . ’. Dat laatste ‘want . . . . ’ is bedoeld om alles achter te kunnen zetten, maar voor je het weet ben je, met alle toevoegingen, het onderscheidende vermogen van je stad weer verloren.

Het centrum van Hengelo heeft een aantal aantrekkelijke ruimtelijke en markante dragers. Hengelo kan meer zijn dan een verzameling bijzondere en functionele gebouwen en evenementen. Het nadenken over de eigen ruimtelijke identiteit zou wel eens een begin kunnen zijn van een lange traditie om Hengelo ruimtelijk herkenbaarder te maken.