Op vrijdag 24 juni vond de jaarlijkse GSRO excursie plaats. De GSRO-ers reden naar Groningen en bezochten de Vinexwijk Meerstad, het Open Lab in het Ebbingekwartier en de oude binnenstad. Tijdens de presentatie van Open Lab viel de term ‘parochiale ruimte’. In retroperspectief was dat de rode draad van de excursie.

De parochiale ruimte is niet openbaar, maar ook niet privé. Het behoort een bepaalde groep toe; een parochie, een subcultuur, of een buurt. Het is een intermediair tussen het privédomein en de buitenwereld. Je kunt er verpozen, recreëren en mensen ontmoeten, waarschijnlijk gelijkgestemden. Het is een veilige plek, maar ook een onduidelijke: Wie hoort er bij en wie niet? Wat mag je er doen, wat niet? Wie is er verantwoordelijk?

Tijdens de presentatie in het drijvende infocentrum van Meerstad dobbert er een motorbootje langs het raam. Er zitten twee mannen in. Ze hebben net een snoek gevangen en werken het sterke beest het bootje in. De ene houdt hem vast, zodat de ander hem kan opmeten. De ander maakt een foto en de ene laat de vis weer vrij. Hij wast zijn handen in het meer en de mannen geven elkaar een high-five. Ze varen verder.

In Meerstad bestaat de parochiale ruimte uit water. In deze Vinexwijk in aanbouw worden de woningen om een groot meer heen gebouwd. Veel bewoners hebben een bootje voor de deur. Het water trekt mensen aan met een overeenkomstige interesse en werkt daardoor als een soort natuurlijke ballotage. Het meer is een verbindend element, maar tegelijkertijd een buffer. Het water creëert een afstand tussen buren. Rust en ruimte zijn gegarandeerd. Momenteel woedt de discussies of speedbootjes toegestaan moeten worden, of niet.

Het terrein van de voormalige gasfabriek in Groningen wordt herontwikkeld tot een stedelijke wijk. De bebouwingsdichtheid is hoog, zodat bewoners weinig privé buitenruimte hebben. Parochiale ruimtes moeten dit gemis compenseren. De binnentuinen, ontworpen door Bureau B+B, hebben een strakke vormgeving, die meer onderhoud vraagt dan het krijgt. De GSRO-ers mopperen op het onkruid en de onduidelijke grenzen tussen openbaar en privé. Een man in een rolstoel rijdt zijn woning uit om de ongebruikelijke drukte in zijn binnentuin te bekijken. Er staat een pergola om zijn stoepje heen als afbakening. Verderop heeft een bewoner geraniums geplant in het parochiale gazon. Het lijkt er op dat de behoefte aan privéruimte hier toch iets groter is dan voorzien.

In de oude binnenstad van Groningen zitten talloze stille, doorleefde hofjes verstopt. Het zijn populaire bezienswaardigheden voor dagjesmensen en toeristen. Op weg naar het restaurant bezoeken de GSRO-ers er ook een paar. Het historische hofje is een archetypische parochiale ruimte. Meestal horen ze ook letterlijk bij een kerk. Bewoners zitten op bankjes voor hun deur, omringd door bloempotten. Ze laten het bezoek gelaten over zich heen komen; ze zijn het gewend. Moeten we de bewoners groeten, of beleefd negeren? Bij het verlaten van het hofje staat de volgende groep al weer voor de poort. Het gebrek aan privacy is de prijs die bewoners betalen om in dit betoverende decor te mogen wonen.

Met de participatiemaatschappij en nieuwe woonvormen voor ouderen blijft de parochiale ruimte een actuele, maar ingewikkelde opgave. Overheid en instituties trekken zich terug en gelijkgestemden zoeken elkaar op. Maar hoe gaan we om met de diepgewortelde behoefte aan privacy en territoriumdrift? Hoe voorkomen we uitsluiting en segregatie? Als we antwoorden vinden op deze vragen, zouden er hele interessante nieuwe vormen van parochiale ruimte kunnen ontstaan.