Ken je dat gevoel? Dat je met weemoed terugdenkt aan iets dat verdwenen is? Iets waarvan je, toen het er nog was, nooit kon vermoeden dat je het ook maar een seconde zou missen? Dat gevoel had ik onlangs. En volgens mij meerdere dorpsgenoten met mij. Het 'iets' in kwestie, dat was het voetgangerstunneltje op het NS-station van Dieren. Het tunneltje dat in mijn hoofd een weinig liefhebbende bijnaam had: de pisbuis. Deel vier in een serie blogs over de zoektocht naar het 'Dierens DNA'. 

Stap je in Dieren uit de trein, dan is de eerste kennismaking met het dorp niet onaardig. Het stationsgebouw stamt uit 1902 en heeft dat typische karakter dat door aandacht en vakmanschap kan ontstaan. Fraai metselwerk en een prachtige overkapping van geklinknageld staal en hout. Een reiziger die het perron in noordelijke richting wil verlaten, kwam tot voor kort echter van een koude kermis thuis. Hij moest het station uit via een tot een tot tunneltje gepromoveerde rioolbuis. Niet alleen de ronde betonnen constructie deed overigens aan een rioolbuis denken. Ook het vaak uitbundige geurenpalet in het tunneltje droeg hier enthousiast aan bij.

Die lelijke, viezige pisbuis gaf het dorpje Dieren wel iets stedelijks, vond ik. In de jaren die ik er doorheen ben gewandeld, heb ik de wanden talloze malen beklad zien worden met graffiti. Geen mooie graffiti, maar van die fantasieloze tags in de categorie 'wil wel, maar kan niet'. Volgens mij kon ook de NS er de artistieke schoonheid niet van inzien. Met een bewonderenswaardige hardnekkigheid werd de tunnelwand telkens weer van een nieuwe laag dekkende verf voorzien, steeds in een nieuw kleurtje. Ik meende op een gegeven moment te kunnen zien dat de tunnel nauwer begon te worden, door al die opeenvolgende lagen verf.

Vorige maand was het tunneltje plotsklaps weg. Het stationsgebied in Dieren gaat op de schop, als onderdeel van het project 'Traverse Dieren'. Onderdeel van dit project is de bouw van een ranke voetgangersbrug die niet alleen het station ontsluit, maar ook een nieuwe looproute vormt tussen de beide dorpshelften. Die nieuwe brug kwam niet stilletjes, in tegendeel. De brugdelen werden onder grote publieke belangstelling op hun plek gehesen; er was zelfs een tijdelijke tribune gebouwd, vanwaar belangstellenden deze klus op de voet konden volgen. Het heuglijk feit werd zelfs voor het nageslacht vastgelegd in een timelapse video.

In al dat feestgedruis dacht niemand meer aan die pisbuis, het vieze ding was natuurlijk overbodig geworden. Met zoveel trompetgeschal als de nieuwe brug kwam, met net zoveel stille trom is die vieze pisbuis verdwenen. Volgestort en gladgestreken, klaar om vergeten te worden. Ach, ik snap het wel. De NS was na al die jaren wel een beetje klaar met het overschilderen van die graffiti denk ik. Ik vind de nieuwe brug prachtig en een duidelijke kwaliteitsverbetering voor het dorp. De architectuur contrasteert prachtig met het oude station. Bovendien is het een welkom bouwkundig statement, een architectonisch landmark in een dorp dat niet bepaald uitblinkt in stedenbouwkundige kwaliteit.

Ik had er alleen helemaal niet bij stilgestaan dat de komst van de brug het einde van het tunneltje zou betekenen. En uit de verbaasde reacties om me heen maak ik op dat ik niet de enige was. Ik hoorde zowaar ook geluiden van waardering, voor iets lelijks waar velen toch herinneringen aan hebben. M'n zoontje heeft me in dat tunneltje leren balanceren op een RipStik skateboard, de gladde betonvloer en de railing gebruikend. En hoeveel voetstappen liggen er in dat tunneltje van mensen die hun geliefde van de trein gingen halen of gingen wegbrengen? Hoeveel mensen zijn door dat tunneltje gelopen met een fijne treinreis of warme thuiskomst in het vooruizicht? Hoe lelijk ook; die vieze pisbuis zat in het collectief geheugen van generaties Dierenaren. Misschien verdiende het een waardiger afscheid, achteraf bekeken.